Als u en uw ex-partner uit elkaar zijn, kan het voorkomen dat uw ex-partner graag met de kinderen wil verhuizen. Dit kan echter niet zomaar. In mijn eerdere blog heb ik al uitgelegd wanneer toestemming nodig is om te mogen verhuizen met de kinderen.

Hoe zit het nu als uw ex-partner zonder uw toestemming toch gewoon is verhuisd of wanneer u vreest dat dit alsnog zal gebeuren? In deze blog zal ik nader ingaan op de juridische mogelijkheden die bestaan wanneer dit zich voordoet.

Verbod tot verhuizing

Als u samen met uw ex-partner het gezag hebt over de kinderen, dan kan uw ex in beginsel niet verhuizen zonder uw toestemming. Ook wanneer u deze toestemming niet verleent, kan het zo zijn dat er bij u wel de vrees bestaat dat uw ex-partner de verhuizing alsnog doorzet.

In zo’n geval is het mogelijk om de rechter te vragen een zogenoemd verbod tot verhuizing aan uw ex-partner op te leggen. U moet dan wel aannemelijk maken dat uw ex-partner daadwerkelijk wil verhuizen en dit zonder uw toestemming zal doorzetten. De rechter kan dan een verbod om buiten een bepaalde woonplaats te verhuizen opleggen of bepalen dat uw ex alleen binnen een bepaalde straal mag verhuizen.

Bevel tot terugverhuizing

Wat nu als uw ex-partner de verhuizing gewoon doorzet? In dat geval kunt u een procedure starten waarin u de rechter vraagt om een bevel tot terugverhuizing af te geven. U moet deze procedure wel zo snel mogelijk starten. Hoe langer u wacht, hoe nadeliger dit voor u kan uitpakken. Hoe meer uw kinderen aarden en gehecht raken aan hun nieuwe omgeving, hoe groter de kans wordt dat de rechter het bevel niet zal verlenen. Bij de beoordeling van uw verzoek staat het belang van de kinderen immers voorop. Zie bijvoorbeeld de uitspraak van het hof ‘s-Hertogenbosch van 30 augustus 2018.

Hoe zit het met eenhoofdig gezag?

Kan een bevel tot terugverhuizing ook worden gegeven aan een ouder die alleen met het gezag over het kind belast was?

In een recente uitspraak heeft de Hoge Raad zich gebogen over deze vraag.

Wat speelde er precies?

In deze zaak ging het om een dat in 2018 was geboren, waarbij de moeder het eenhoofdig gezag had en de vader had het kind alleen erkend. Enige tijd na de geboorte is de vader een procedure begonnen om omgang met het kind te bewerkstelligen. Later is de vader ook een procedure gestart om het gezamenlijk gezag te verkrijgen. Enkele weken nadat beslist was dat de moeder moest meewerken aan de omgang, is zij echter met het kind naar een onbekende bestemming vertrokken. De man heeft zijn verzoek voor het verkrijgen van het gezamenlijk gezag daarop aangevuld met een bevel tot terugverhuizing.

Vervolgens heeft de rechtbank het gezamenlijk gezag toegekend en de moeder bevolen om terug te verhuizen. De vrouw is tegen deze uitspraak in hoger beroep gegaan en het hof was het met de rechtbank eens voor zover het gezamenlijk gezag. Het hof was het met de rechtbank eens dat de moeder erg ver was gegaan door zonder bericht met het kind te vertrekken en hiermee de omgang tussen de man en het kind te benadelen. Het hof wilde alleen niet zo ver gaan om hieraan een bevel tot terugverhuizen aan de vrouw op te leggen. Volgens het hof biedt noch artikel 8 EVRM, noch artikel 1:247 lid 3 BW daar grond voor.

De man gaat naar aanleiding van deze uitspraak in cassatie bij de Hoge Raad.

Uitspraak Hoge Raad

De Hoge Raad vernietigt het onderdeel van de beslissing van het hof over het bevel terugverhuizing en verwijst het geding voor de behandeling terug naar het hof ’s-Hertogenbosch.

De Hoge Raad overwoog dat de rechter in het geval van gezamenlijk gezag op grond van artikel 1:253a BW de mogelijkheid heeft om de ouder bij wie het kind het hoofdverblijf heeft, te bevelen om terug te verhuizen. Ondanks dat de moeder op het moment van verhuizen alleen met het gezag was belast en aldus zelf mocht beslissen over de verhuizing, was er bij het hof sprake van gezamenlijk gezag. Volgens de Hoge Raad heeft het hof miskend dat artikel 1:253a BW een grondslag bood om de moeder te bevelen terug te verhuizen.

Voorts overwoog de Hoge Raad dat de rechter op grond van artikel 8 EVRM gehouden is gepaste maatregelen te treffen om de met het gezag belaste ouder ertoe te bewegen alsnog medewerking te verlenen aan omgang tussen het kind en de andere ouder. De Hoge Raad acht een verbod om te verhuizen dan wel een bevel tot terugverhuizing in dit geval passende maatregelen.

Met deze uitspraak benadrukt de Hoge Raad de plicht die de met het gezag belaste ouder heeft om de band met de andere ouder te bevorderen en – in het geval van gezamenlijk gezag – om de verplichting om beslissingen over een eventuele verhuizing in samenspraak met de andere ouder te nemen. Doet de ouder dit laatste niet, dan kan dit leiden tot een verbod om te verhuizen dan wel een bevel tot terugverhuizing.

Met het arrest van de Hoge Raad wordt echter niet de vraag beantwoord of de ouder met eenhoofdig gezag ook beperkt kan worden in de mogelijkheden om te verhuizen, wanneer hiermee het contact van de andere ouder met het kind wordt beperkt.