Door onze advocaat huurrecht Yuri Benjamins.

Voor hoteliers is het huurrecht doorgaans slechts relevant wanneer zij het hotel niet in eigendom hebben, maar huren van een derde. Maar hoe zit het dan met de verhuur van hotelkamers?

Wanneer een gast voor een bepaalde tijd gebruik maakt van een hotelkamer, dan is er in feite sprake van een huurovereenkomst woonruimte. De wetgever heeft evenwel niet de bedoeling gehad dat hotelgasten een beroep zouden kunnen doen op de wettelijke huurbescherming. Daarom heeft zij een uitzonderingssituatie gecreëerd voor huurovereenkomsten, welke naar hun aard voor korte duur zijn. Uit de wetgeschiedenis volgt dat hiermee met name werd gedacht aan verhuur van hotelkamers, vakantiehuisjes, zomerhuisjes etc.

Desalniettemin kan een hotelgast in de praktijk toch nog wel een beroep doen op huurbescherming. In dat kader geeft een uitspraak van de rechtbank Oost-Brabant een goed beeld van de wijze waarop een dergelijk geschil moet worden beoordeeld.

Huur van een appartement voor drie maanden

In deze uitspraak huurde een stel een appartement van een hotelexploitant voor de duur van drie maanden. Op de dag dat deze termijn verliep, liet de hotelexploitant weten dat het stel het appartement diende te verlaten, wat werd geweigerd. De hotelgasten namen het standpunt in dat de hotelier de huurovereenkomst niet tijdig had opgezegd. Daardoor zou de huurovereenkomst zijn omgezet in een huurovereenkomst voor onbepaalde tijd en kwam hen huurbescherming toe. In de procedure die volgde stelde de hotelexploitant zich op het standpunt dat de huurovereenkomst naar zijn aard slechts van korte duur was, zoals bedoeld in art. 7:232 lid 2 BW.

Beoordeling rechtbank

Volgens de rechtbank kon het weliswaar zo zijn dat de hotelgasten in de veronderstelling waren geweest dat zij via een bemiddelaar een tijdelijke woonruimte zouden gaan huren. Echter uit de reserveringsbevestiging hadden zij behoren te begrijpen dat zij een appartement in een hotel hadden gehuurd / gereserveerd. En bij de huur van een appartement in een hotel mag op basis van de aard van het gehuurde zelf in beginsel worden verwacht dat het gebruik van een woonruimte betreft dat naar zijn aard slechts van korte duur is. De rechtbank concludeerde dan ook dat de uitzonderingsbepaling van art. 7:232 lid 2 BW van toepassing was en dat de hotelgasten geen beroep op huurbescherming toekwam.

Conclusie

In beginsel komt hotelgasten geen beroep op huurbescherming in de zin van art. 7:271 BW toe. Echter de hotelexploitant moet er wel voor zorgen dat voldoende kenbaar is dat er sprake is van een hotelexploitatie. Doorgaans is dat geen probleem, maar wanneer er ook wordt verhuurd middels bemiddelingsbureaus, dient er wel aandacht te worden besteed aan de wijze waarop de huurovereenkomst tot stand komt.

Mocht u zelf vragen hebben met betrekking tot de verhouding van het huurrecht en hotels, neem dan vrijblijvend contact met ons op.