Door Maud Meijer.

Geldt de verzekeringsplicht van werkgevers in hun relatie tot werknemers ook binnen de verhouding tussen opdrachtgevers en zzp’ers?

Verzekeringsplicht werkgever

Een uit de rechtspraak ontwikkelde rechtsregel ingevolge artikel 7:611 BW luidt dat een werkgever uit hoofde van zijn verplichting zich als een goed werkgever te gedragen, gehouden is zorg te dragen voor een behoorlijke verzekering van werknemers, van wie de werkzaamheden ertoe kunnen leiden dat zij als bestuurder van een motorvoertuig bij een verkeersongeval betrokken raken. Indien de werkgever tekort is geschoten in de nakoming van deze verzekeringsplicht is hij aansprakelijk voor de als gevolg daarvan door de werknemer geleden schade. Dit volgt uit de arbeidsovereenkomst voortvloeiende eisen van de redelijkheid en billijkheid.

De vraag die nu al een aantal keer in de rechtspraak naar voren is gekomen, is of artikel 7:611 BW analoog moet worden toegepast op de verhouding tussen de zzp’er en opdrachtgever, onder verwijzing van het bepaalde in artikel 7:658 lid 4 BW.

Verzekeringsplicht bij arbeid verricht door persoon zonder arbeidsovereenkomst

Uit het arrest Davelaar/Allspan blijkt dat ook een zzp’er zich kan beroepen op artikel 7:658 lid 4 BW, als deze zich wat betreft de door de werkgever in acht te nemen zorgverplichtingen, in een met de werknemer vergelijkbare positie bevindt. In de kern draait het hierbij dus om de vraag of de zzp’er werkzaamheden uitoefent die tot de activiteiten van de opdrachtgever/inlener behoren en zich derhalve in een vergelijkbare positie bevindt als ‘gewone’ werknemers. Of dit het geval is, is afhankelijk van de omstandigheden van het geval.

Kan deze werking van artikel 7:658 lid 4 BW op eenzelfde wijze worden toegepast bij artikel 7:611 BW?

Rechtspraak met betrekking tot verzekeringsplicht in het licht van 7:611 BW en zzp’ers

In 2011 oordeelde de Hoge Raad reeds over die vraag en kwam zij tot de conclusie dat het bereik van de verzekeringsplicht van artikel 6:711 BW niet verder kon worden uitgebreid. Althans, indien dit al het geval zou zijn, zou dit meer op de weg van de wetgever liggen.

Voorts heeft het hof in 2019 geoordeeld dat zij het niet uitgesloten acht dat de aanvullende werking van de redelijkheid en billijkheid in de rechtsverhouding tussen een opdrachtgever en een opdrachtnemer onder omstandigheden meebrengt dat op de opdrachtgever een verzekeringsplicht rust die vergelijkbaar is met artikel 7:611 BW. In het bijzonder is hierbij van belang dat de opdrachtnemer zich in een vergelijkbare positie bevindt als een werknemer die werkzaam is in het bedrijf van opdrachtgever. Echter, in dit concrete geval oordeelde het hof dat daarvan geen sprake was. Geoordeeld werd dat de opdrachtgever niet aansprakelijk was voor de door opdrachtnemer geleden schade. De Hoge Raad heeft dit arrest in stand gelaten.

A-G Hartlief oordeelt in 2021 in zijn conclusie tevens tot verwerping van het cassatieberoep. Hij voegt hier nog aan toe, zoals reeds de Hoge Raad in 2011 ook oordeelde, dat de wetgever de vraag dient te beantwoorden of zzp’ers door hun opdrachtgever moeten worden beschermd tegen het risico van een verkeersongeval tijdens het uitvoeren van hun opdracht.

Conclusie

Al met al zou je kunnen stellen dat hierover het laatste woord nog niet is gezegd. Vooralsnog is de opdrachtgever niet verplicht tot het verzekeren van verkeersongevallen voor haar opdrachtnemers. Als het aan A-G Hartlief ligt is het slechts de wetgever die hier verandering in kan brengen.